31 januari 2014

Rechter oordeelt over concurrentie veerdiensten

Categorie: Bestuursrecht

De kwestie is aan het rollen gekomen toen TSM de noodklok luidde en aangaf dat zij, met name door de inzet van de boot van concurrent EVT, grote financiële problemen kreeg. De vraag is of deze financiële problemen èn de oorzaak hiervan thans voldoende aannemelijk zijn geworden. Beide vragen worden ontkennend beantwoord aldus het Gerechtshof. Onder meer de kanttekeningen van EVT dat er sprake is van (i) onverklaarbaar hoge kosten bij TSM, (ii) mogelijk te lage vrachtvergoedingen (door de zustermaatschappij) en (iii) een ondoorzichtige groepsstructuur, niet voldoende zijn ontzenuwd. De vraag zich op of die uitgaven (vaststaande hoge recente investeringen) dan niet eerder als oorzaak zijn aan te wijzen van de door TSM gestelde financiële problemen.

Tegenhouden concurrent door overheid niet onderbouwd

De staat heeft haar beslissing om de concurrent te weren onvoldoende onderbouwd: het hof is er niet van overtuigd dat het publieke belang thans noodzaakt tot de beëindiging van het medegebruik door EVT, en daarmee noopt tot opzegging van de huurovereenkomsten per 1 februari 2014. Hiervoor zijn nog teveel aspecten ongewis. Naar het voorlopig oordeel van het hof zijn (i) de alternatieven onvoldoende onderzocht en (ii) veel vraagtekens blijven bestaan bij de gepresenteerde cijfers van TSM.

Concurrent heeft rechtop medegebruik havenfaciliteiten overheid

Medegebruik van havenfaciliteiten door EVT blijft mogelijk aldus de Staat , maar niet in de huidige omvang. Ook deze oplossingsrichting is volgens het gerechtshof niet onderzocht en zulks verdraagt zich evenmin met volledige opzegging van de huur en het medegebruik. Dat de consequenties van algehele opzegging voor EVT zeer verstrekkend zijn, is aannemelijk en is door de Staat (en TSM) ook niet voldoende betwist (anders dan in twijfel te trekken of dit ook een faillissement van EVT als ultieme consequentie heeft).

Stoppen van concurrent EVT mogelijk in strijd met mededingingwet

Het gerechtshof acht voorshands niet uitgesloten dat in een eventuele bodemzaak zal worden vastgesteld dat de opzegging van de huurovereenkomsten in strijd is met artikel 24 Mededingingswet. EVT belemmert concurrent TSM niet in de de uitvoering van het openbaar dienstcontract dat met het Ministerie is gesloten om de veerdienst te exploiteren. In deze context wordt aan het begrip ‘belemmeren’ ten onrechte de uitleg gegeven ‘economisch/financieel belemmeren’ terwijl het er om gaat dan een concurrent niet fysiek de ander belemmert. Niets in het het openbaar dienstcontract wijst erop dat onder een ‘belemmering’ tevens zou zijn te verstaan een ‘belemmering’ in de zin dat de concurrentie dusdanig is dat TSM het financieel niet langer zou redden.

Opzegging huur en ontruiming concurrent is prematuur aldus gerechtshof

De Staat kan niet van EVT verlangen dat zij voor 1 april 2014 tot ontruiming van het gehuurde overgaat, aldus de rechter. De gevorderde ontruiming van het gehuurde per 1 februari 2014 zal alsnog worden afgewezen. Het bestreden wordt door het Gerechtshof vernietigd en dat de meer subsidiaire vordering van EVT alsnog zal worden toegewezen en de vordering van de Staat zal worden afgewezen. De Staat moet concurrent EVT gewoon weer aan tafel laten zitten bij gesprekken: onder deze omstandigheden lijkt er niets anders op te zitten dan het voeren van behoorlijk en open overleg over maatregelen ter overbrugging van deze periode, bij welk overleg ook EVT rechtstreeks wordt betrokken.

Gerechtshof Den Haag, 30 januari 2014, ECLI:NL:GHDHA:2014:149