7 februari 2014

Toestemming echtgenote borgstelling in privé

Categorie: Hypotheek

Over borgtocht en toestemming echtgenoot is op 17 december 2012 is er een interessante uitspraak gepubliceerd ten aanzien van de toestemming van echtgenoten bij het aangaan van borgtochtovereenkomsten. In deze procedure voor de rechtbank Haarlem (inmiddels rechtbank Noord-Holland) kwam de vraag aan de orde of de echtgenote, die niet haar toestemming heeft verleend voor het aangaan van een borgtochtovereenkomst door haar man, deze op rechtsgeldige wijze heeft vernietigd. Als u twijfel heeft over de geldigheid van een garantie of borgstelling vraag dan vrijblijvend advies van een advocaat van Blenheim.

Bestuurder, aandeelhouder en borgstelling

De zoon van gedaagde in deze procedure is indirect bestuurder en aandeelhouder van NSR&W B.V (“NSR&W”). NSR&W huurde twee bedrijfsruimten van verhuurder. NSR&W bleek niet in staat om aan haar huurverplichtingen te voldoen. Tussen NSR&W en de verhuurder is een procedure gevoerd voor de kantonrechter waarbij de huurovereenkomst tussen partijen is ontbonden en NSR&W is veroordeeld tot betaling van de achterstallige huur en schade.

Om ontruiming van de gehuurde bedrijfsruimten te voorkomen is de vader zijn zoon bijgesprongen. Tussen de vader en verhuurder is een overeenkomst gesloten waarbij de ontruiming van het gehuurde werd opgeschort tegen betaling van het bedrag aan achterstallige huur door de vader. Ook de vader (gedaagde in deze procedure) kon niet voldoen aan de verplichtingen die voortvloeide uit de overeenkomst. De verhuurder (eiser) startte een procedure tegen de vader waarbij zij betaling van de vader vorderde uit hoofde van bovengenoemde overeenkomst.

De vader voerde als belangrijkste verweer in deze procedure dat bovenstaande overeenkomst een borgtochtovereenkomst in privé was waarvoor zijn echtgenote geen toestemming heeft verleend. De echtgenoot van de vader heeft de borgtochtovereenkomst op buitengerechtelijke wijze vernietigd door middel van een simpel briefje met de tekst: “Op 3 mei 2012 heeft verhuurder een overeenkomst met mijn echtgenoot gesloten. Voor het sluiten van deze overeenkomst was mijn toestemming vereist. Deze heb ik niet verleend, maar aanleiding waarvan ik hierbij de betreffende overeenkomst vernietig, althans de nietigheid daarvan inroep.”

Toestemming echtgenoot privé-borgstelling

Artikel 1:88 lid 1 sub c BW bepaalt dat een echtgenoot toestemming nodig heeft van de andere echtgenoot voor overeenkomsten die ertoe strekken dat hij, anders dan in de normale uitoefening van zijn beroep of bedrijf, zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt.

Op deze bepaling is in lid 5 van hetzelfde artikel een uitzondering opgenomen die ertoe strekt dat geen toestemming is vereist indien de borg is aangegaan door een bestuurder van een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, die daarvan alleen of met zijn medebestuurders de meerderheid der aandelen houdt en mits zij geschiedt ten behoeve van de normale uitoefening van het bedrijf van die vennootschap.

De verhuurder stelt dat de uitzondering van lid 5 zich hier voordoet omdat de vader de borg zou zijn aangegaan als feitelijk bestuurder die zeggenschap over, en als (indirect) enig aandeelhouder, ook financieel belang bij NSR&W had.

Uitspraak rechter over borgtochtovereenkomst ex artikel 7:850 BW

De rechtbank stelt eerst vast dat de overeenkomst tussen partijen is te zien als een borgtochtovereenkomst ex artikel 7:850 BW. Vervolgens gaat de rechtbank in op de stelling van de verhuurder of de uitzondering van lid 5 zich hier voordoet. De rechtbank gaat niet mee in de stelling van de verhuurder, nu niet valt in te zien waarom deze uitzonderingsbepaling zodanig zou moeten worden opgerekt dat daaronder ook niet-statutaire bestuurders zouden vallen.

De vader had zijn zoon wel financieel bijgestaan en zijn zoon af en toe geholpen in de onderneming. Dit rechtvaardigde echter nog niet de stelling waaruit zou moeten volgen dat de vader als feitelijk bestuurder van NSR&W heeft gehandeld bij het sluiten van de borgtochtovereenkomst. De verhuurder komt een beroep op de uitzondering van lid 5 om deze reden niet toe. Dit betekent dat de toestemming van de echtgenote van de vader vereist was bij het sluiten van de (borgtocht)overeenkomst.

De rechtbank concludeert dat de overeenkomst op grond van de hoofdregel van artikel 1:88 lid 1 sub c vernietigbaar is en rechtsgeldig is vernietigd door de echtgenote (door middel van een simpel briefje). De vordering van de verhuurder wordt dan ook afgewezen.

Vindplaats: http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBHAA:2012:BY6489

Uit bovenstaande uitspraak volgt dat ten aanzien van borgtochtovereenkomsten in privé men zeer waakzaam moet zijn op de toestemming van de echtgenote. Bij het ontbreken van deze toestemming kan de borgtochtovereenkomst op buitengerechtelijke wijze worden vernietigd. Artikel 1:88 BW is dan ook bepaling waar grote aandacht aan moeten worden besteed bij het aangaan van dergelijke overeenkomsten door een echtgenoot in privé.

Advies advocaat over borgtocht, financiering en zekerheden

Mocht u naar aanleiding van bovenstaande uitspraak vragen hebben ten aanzien van borgtochtovereenkomsten en/of hoofdelijk mede-schuldenaarschap, aarzelt u dan niet om contact op te nemen met de praktijkgroep financiering en zekerheden van Blenheim advocaten.