28 april 2021

Prejudiciële vragen Covid-19

Categorie: Vastgoedrecht

De rechtbank Limburg heeft partijen de mogelijkheid voorgehouden prejudiciële vragen aan de Hoge Raad te stellen. De rechtbank overweegt vervolgens dat de lijn in de rechtspraak momenteel is dat de overheidsmaatregelen in verband met corona als gebrek (art. 7:204 BW) kwalificeren. Echter, men kan ook betogen dat de maatregelen zien op de uitoefening van het bedrijf in het gehuurde (horeca) en niet op het gehuurde zelf (het pand) waardoor geen sprake is van een gebrek.

De kantonrechter acht het zinvol om deze prejudiciële vragen te stellen omdat er een zekere behoefte wordt gevoeld om schade als gevolg van de corona maatregelen op een bepaalde manier tussen huurders en verhuurders te verdelen. 

De prejudiciële vragen

De rechtbank heeft uiteindelijk de volgende vragen aan de Hoge Raad gesteld:

  1. Dient de als gevolg van de coronacrisis van overheidswege opgelegde sluiting van de horeca beschouwd te worden als een gebrek in de zin van artikel 7:204 lid 2 BW?
  2. Zo ja, aan de hand van welke criteria moet dan de mate van huurprijsvermindering worden beoordeeld?
  3. (Of) vormt de beperking in het gebruik van het gehuurde een onvoorziene omstandigheid die tot huurprijsvermindering kan leiden?
  4. (Zo ja,) welke omstandigheden van het geval wegen mee bij het bepalen of verdelen van de schade?

Procedure prejudiciële vragen

De mogelijkheid om prejudiciële vragen aan de Hoge Raad te stellen is opgenomen in artikel 392 Rv en houdt in dat ambtshalve of op verzoek van een partij door de rechter aan de Hoge Raad één of meerdere rechtsvragen worden voorgelegd die hij bij wijze van prejudiciële beslissing beantwoordt. Aan de Hoge Raad wordt dus uitleg gevraagd over (de interpretatie van) bepaalde regelgeving.

De rechter moet zijn beslissing op de vordering aanhouden totdat de beslissing van de Hoge Raad is ontvangen. Overigens kan ook in een andere lopende procedure, als het antwoord op de prejudiciële vragen rechtstreeks van belang is om op de vordering te beslissen, ambtshalve of op verzoek van partijen worden besloten de beslissing aan te houden totdat de Hoge Raad zijn prejudiciële beslissing heeft genomen.

Grote relevantie uitkomst prejudiciële vragen

De betreffende prejudiciële vragen van de kantonrechter zijn gesteld in een casus waaraan een huurovereenkomst bedrijfsruimte als bedoeld in artikel 7:290 BW ten grondslag ligt. De beslissing van de Hoge Raad is echter evenzeer van belang voor overige bedrijfsruimte als bedoeld in artikel 7:230a BW.

Verder zijn de prejudiciële vragen mogelijk ook relevant voor andere overeenkomsten. Dezelfde coronamaatregelen hebben immers ook invloed gehad op andere wederkerige overeenkomsten, zoals bijvoorbeeld aannemingsovereenkomsten.

ACTIE ONDERNEMEN?

Blenheim is bereid een uitgebreide brief namens u als huurder op te stellen waarin uw verhuurder wordt gesommeerd om (met terugwerkende kracht) akkoord te gaan met een nader vast te stellen huurprijsvermindering. Dit doen wij voor een vast bedrag van EUR 500 exclusief BTW per brief.