7 december 2020

Boetes vakantieverhuur fors gematigd

Categorie: Bestuursrecht

Gemeenten kunnen in een huisvestingsverordening bepalen dat vakantieverhuur van woningen verboden is op grond van woningonttrekking. Mocht u meer willen lezen over het verbod op vakantieverhuur van woningen en wat ik daarvan vind, lees dan mijn eerdere blogs Amsterdam maakt juridisch rommeltje van aanpak Airbnb en vakantieverhuur in Amsterdam verboden.

In dit blog zal ik specifiek ingaan op de feiten en omstandigheden die volgens de rechter van belang zijn voor het vaststellen van een evenredige boetehoogte in zaken over vakantieverhuur van woningen.

Het evenredigheidsbeginsel bij bestuurlijke boetes

Bestuurlijke boetes hebben een bestraffend karakter. Daarom is wettelijk bepaald dat de boetehoogte voor overtreding van de Huisvestingswet wettelijk moet worden vastgesteld. De gemeente Amsterdam heeft bijvoorbeeld de boetehoogten voor overtreding van het verbod op woningonttrekking geregeld in de Huisvestingsverordening (HVV Amsterdam).

Volgens artikel 5:46 Awb moet de hoogte van een bestuurlijke boete die bij wettelijk voorschrift is vastgesteld getoetst worden aan het evenredigheidsbeginsel. Dat betekent dat niettemin een lagere boete moet worden opgelegd als de wettelijk voorgeschreven boetehoogte vanwege bijzondere omstandigheden toch te hoog is.

Zoals volgt uit vaste rechtspraak kunnen een verminderde verwijtbaarheid, een beperkte ernst van een overtreding en een geringe financiële draagkracht worden aangemerkt als bijzondere omstandigheden die aanleiding geven om een boete te matigen.

Beleid boetehoogten gemeente Amsterdam

De gemeente Amsterdam biedt nauwelijks maatwerk bij het vaststellen van boetehoogten voor overtreding van het verbod op vakantieverhuur. In de drie uitspraken die hier besproken worden stelt de gemeente dat het onttrekken van woonruimte al op zichzelf genomen een ernstige overtreding is. Om die reden legde de gemeente Amsterdam voor elke vorm van woningonttrekking de maximale boete op, ongeacht de omvang van de overtreding, het effect daarvan op de leefomgeving en het effect daarvan op het behoud van de woonruimtevoorraad.

Volgens de hoogste bestuursrechter is dit beleid niet langer te verenigen met het evenredigheidsbeginsel. Dat woningonttrekking op zichzelf genomen als een ernstige overtreding kan worden aangemerkt, neemt namelijk niet weg dat zich geen bijzondere omstandigheden kunnen voordoen die moeten leiden tot matiging van de boete.

Noodzaak tot ingrijpen!

Zoals volgt uit rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens dienen het bestuur en de rechter bij een systeem van wettelijk vastgestelde boetes in beginsel uit te gaan van de gemaakte vaststelling. Dit is anders als in het wettelijke boetestelsel geen of nauwelijks wordt gedifferentieerd op basis van feiten en omstandigheden die voor de evenredigheid van het boetebedrag van belang zijn.

Volgens de rechter is er in de HVV Amsterdam geen differentiatie meer bij beboeting voor woningonttrekking sinds de mogelijkheid om te matigen bij schending van de meldingsplicht onverbindend is verklaard (zie ook mijn blog: vakantieverhuur in Amsterdam verboden). De bestuursrechter ziet zich in de uitspraken dan ook genoodzaakt in te grijpen en handvatten te bieden aan gemeenten om een boeteregiem te vormen waarbij maatwerk het uitgangspunt is.

Maatwerk is geboden

Volgens de rechter kan de gemeenteraad bij het vaststellen van boetehoogten voor woningonttrekking rekening houden met de volgende omstandigheden.

De evenredigheid van een boeteregiem kan in de eerste plaats worden bevorderd door een onderscheid te maken tussen woningonttrekking door particulieren of bedrijfsmatige woningonttrekking. Daarnaast kunnen de voorwaarden die eerder een uitzondering maakten op het verbod van woningonttrekking, een aanleiding geven voor het aannemen van een mindere ernst van een overtreding. De rechter oordeelt:

“In dit kader kan de gemeenteraad in navolging van de rechtbank ook onderscheid maken tussen voorwaarden die dienen ter bescherming van de woonruimtevoorraad, voorwaarden die dienen ter bescherming van de leefbaarheid van de stad en de administratieve voorwaarden die de controleerbaarheid dienen. In dit onderscheid zijn namelijk gradaties van ernst van de overtreding gelegen.”

Twee B&B-boetes gematigd

Nu naar de feiten van de uitspraken. In de eerste uitspraak (ECLI:NL:RVS:2020:2849) ging het om een woning van twee eigenaren, waarbij niemand op het adres van de woning stond ingeschreven. Tijdens een huisbezoek in november 2018 troffen de gemeentelijke toezichthouders vier toeristen aan in de woning. Daarnaast woonde er een studente die nog niet in de BRP stond ingeschreven, omdat zij wachtte op een nieuwe verblijfsvergunning. Er was ook geen melding gedaan van een bed & breakfast (B&B). Aan de studente was een boete opgelegd ter hoogte van € 20.500,-. Niet in geschil was dat de studente geen inkomen had en haar studie en levensonderhoud door haar moeder werden bekostigd. De bestuursrechter oordeelde dat de rechtbank de boete terecht tot € 4.000 had gematigd, omdat aan twee voorwaarden voor een geoorloofde B&B niet was voldaan en de studente een geringe financiële draagkracht heeft.

In de tweede uitspraak (ECLI:NL:RVS:2020:2851) ging het om dezelfde feiten en omstandigheden als hiervoor beschreven, maar ging het om dezelfde boetehoogte die ook aan de eigenaren van de woning was opgelegd. De Afdeling oordeelde dat de rechtbank de boete terecht had gematigd tot € 8.000, omdat aan twee van de voorwaarden voor het houden van een geoorloofde B&B niet was voldaan.

Matiging boete incidentele vakantieverhuur

In de derde uitspraak (ECLI:NL:RVS:2020:2850) ging het om een gezin die hun woning incidenteel aan zes toeristen verhuurde toen zij zelf op vakantie waren. De eigenaren van de woning en hun kinderen stonden ingeschreven in de BRP. Tijdens het huisbezoek door de gemeente Amsterdam werden zes toeristen aangetroffen. De eigenaren hadden de vakantieverhuur niet gemeld en zij voldeden niet aan de voorwaarde dat aan niet meer dan vier personen onderdak mag worden verleend. De boete is gematigd tot € 10.000,-, omdat er aan twee voorwaarden voor geoorloofde vakantieverhuur niet is voldaan en omdat de buren in dit geval overlast hebben ondervonden van de vakantieverhuur.

Kritiek op de uitspraak: woningonttrekking?

Opvallend aan de laatst besproken uitspraak vind ik dat de rechter over incidentele vakantieverhuur oordeelt dat bij niet-bedrijfsmatig handelen er geen sprake is van het ongecontroleerd verdwijnen van woonruimte en er ook geen sprake is van een negatief effect op het behoud van de woonruimtevoorraad. Is er dan nog wel sprake van woningonttrekking? Ik meen van niet.

Op de hierboven besproken uitspraken is de Huisvestingswet 2014 (Hvw) van toepassing. Artikel 2 Hvw bepaalt dat de gemeente slechts maatregelen kan treffen in een huisvestingsverordening voor zover dat noodzakelijk is voor het bestrijden van negatieve effecten van schaarste op de woningmarkt. Het verbod op woningonttrekking is een maatregel die kan worden ingevoerd voor het behoud van de woonruimtevoorraad. Echter, zolang er geen negatief effect is op het behoud van de woonruimtevoorraad, treft die maatregel geen doel en kan mijns inziens ook geen sprake zijn van woningonttrekking.

Als u meer wilt weten over de regels voor vakantieverhuur van woningen en wat de hiervoor besproken uitspraken voor u kunnen betekenen, neemt u dan gerust contact op.